Een verhaal dat zich hier in Nederland lang lang geleden afspeelde, in de tijd dat we hier nog geen Christenen waren en nog geen Kerst vierden.
Het was koud, bitter koud in het bos. Eric had zijn handen diep in zijn zakken gestoken, maar nog voelde hij de snerpende wind op zijn huid. Met de andere grote jongens en mannen van het dorp waren ze op zoek naar de mooiste en grootste dennenboom uit het bos. Eric had zich er weken op verheugd. Het midwinterfeest!
Als de dagen op hun kortst zijn, de nachten zo lang en donker en de mensen het koud, bitterkoud hadden, dan verheugde iedereen zich op het midwinterfeest. Kerst kenden deze mensen nog niet, ze hadden nog nooit van Jezus of God gehoord. ze vereerden de natuur, de zon, de maan, Moeder Aarde. Ze vierden geen kerstfeest, maar wel een ander feest, het midwinterfeest. Op het donkerste moment van het jaar vierden de mensen dat het licht weer terug zou komen, dat vanaf morgen de dagen weer langer zouden worden, beetje bij beetje, dat het licht uiteindelijk ook déze lange koude winter zou verslaan.
Op 21 december, de kortste dag van het jaar vierden de mensen het midwinterfeest en natuurlijk hoorde daar de midwinterboom bij. Met z’n naalden die de hele winter door groen blijven was de dennenboom hét symbool voor het verlangen van de mensen naar de terugkomst van het licht.
En daarom werd er elk jaar op 21 december een dennenboom uit het bos gehaald en op het dorpsplein gezet. En niet zomaar een dennenboom, nee, de mooiste en grootste uit het bos. En met zijn 15 jaren mocht Eric vandaag mee, voor het eerst en hij genoot ervan. Want het hele dorp zou naar hen uitkijken als ze de grote midwinterboom het dorp in zouden slepen.
Ze hadden al twee uur gelopen in het bos en Eric kon z’n tenen haast niet meer voelen, ze leken wel bevroren. Bij elke stap zakte hij dieper in de sneeuw…… Het was doodstil in het bos. Zo stil dat Eric plotseling verschrikt opkeek. Waar waren de anderen. zonder dat hij het gemerkt had was hij van de groep verwijderd geraakt. Hij zag alleen maar bomen om zich heen. Witte stille bomen. “Vader!”, riep hij hard. En daarna “Vincent!” Z’n grote broer zou hem toch wel horen? “Vinceeent!”. Niks. Het bleef doodstil. Er ritselde iets tussen de takken, maar alleen een vogeltje hipte te voorschijn. Hoe kon hij zo dom geweest zijn, hoe kon hij het niet gemerkt hebben?! Was hij zo in gedachten verzonken geweest?
Boos op zichzelf liep hij terug over zijn eigen voetstappen. Het was best moeilijk om op zijn eigen voetstappen terug te lopen. Er dwarrelden alweer nieuwe sneeuwvlokjes naar beneden die zijn eigen sporen bedekten. Hij liep snel door, maar zag nergens sporen van andere mensen. En toen…. zag hij hem staan. De midwinterboom. De mooiste, grootste, volste dennenboom die hij ooit gezien had. Dit moet hem worden, dacht hij. Hier stond hij bij de midwinterboom van dit jaar. Maar hij was helemaal alleen en had niet eens een bijl bij zich. Hij zou hem ook nooit in zijn eentje om krijgen. Hij moest de anderen zien te vinden en snel ook. Maar hoe? Zijn moeder had hem altijd geleerd te vertrouwen op zijn gevoel en op de natuur. Hij sloot zijn ogen en hield zijn hand tegen de bast van de dennenboom. “Dennenboom, zei hij onhoorbaar, jij moet de midwinterboom van dit jaar worden en ik moet daarvoor de groep vinden. Kun je me helpen?” Hij stond stil en wachtte.
Plotseling begon hij te lopen. Hij liep en liep en het begon harder te sneeuwen. Z’n eigen sporen waren nu volledig ondergesneeuwd. Hij liep op z’n gevoel, stevig door, voelde niet meer de kou, de wind, zijn bevroren vingers. En toen hoorde hij stemmen. Eindelijk, daar hoorde hij stemmen. Hij begon te rennen en hoopte van harte dat ze niet al begonnen waren met kappen. Hij hoorde nog geen bijlen. “Eric!, riep zijn vader, waar was jij gebleven. We hebben je overal gezocht”. “Ik heb hem gevonden, de midwinterboom, riep Eric hijgend, kom met me mee!” “Hé wacht even, zei z’n vader, hoe wil jij in hemelsnaam jouw midwinterboom vinden in deze sneeuwstorm. Al je voetstappen zijn ondergesneeuwd. Kijk, hier hebben we ook best een mooi boompje”. Eric’s vader wees een dennenboom aan, maar die was lang niet zo mooi als de boom die Eric had gezien. “Alsjeblieft, laat met het proberen”, smeekte Eric. De andere mannen keken hem aan, de jongste van de groep, voor het eerst mee en nu al zo zeker van zijn zaak. “Ach kom, zei één van hen lachend, waarom geven we hem niet een kans, eens kijken of het hem lukt”. En toen zijn vader knikte sloot Eric blij zijn ogen, ademde een keer diep in en riep de mooie dennenboom weer op om hulp. “Wijs me de weg”, vroeg hij hem in gedachten. En …. Eric vond hem, de anderen vonden het mooi, prachtig! Ze hakten hem om, sleepten hem naar het dorp en zetten hem op het dorpsplein. En een uurtje later stond de boom vol met brandende kaarsjes te stralen. En Eric straalde ook. Hij was trots op zichzelf en zijn boom. Het was hem gelukt!
En ook dat jaar vierden ze feest op het dorpsplein om de midwinterboom. Met zijn versieringen en zijn kaarsjes, heel veel kaarsjes, om daarmee de zon terug te roepen. De zon die op deze donkerste dag van het jaar zo diep gezonken was. De lichtjes riepen om de zon: “Zon, kom weer terug en maak vanaf morgen de dagen weer langer, elke dag wat langer naar de lente toe”.
En zo ging het vroeger, in de tijd dat ze nog geen kerst kenden. Het kerstfeest heeft het midwinterfeest verdrongen. Maar de midwinterboom is er nog steeds, nu als kerstboom. Niet op het dorpsplein, maar bij ons thuis. En we versieren de kerstboom nog steeds en hangen er lichtjes in. Dat deden ze toen bij het midwinterfeest en dat doen we nu nog steeds. Om het licht op te roepen bij ons terug te komen.